-
1 session
n. vergadering; bijeenkomst; zitting; semester[ sesjn]2 zitting ⇒ zittingsperiode/tijd5 bijeenkomst ⇒ partij, vergadering♦voorbeelden:in session • in zittingbe in session • zitting houden→ petty petty/ -
2 be in session
be in session -
3 sit
v. zitten; zich neerzetten; neerzetten; vinden; als voorbeeld dienen (bij modeltekenen); passen (kleren)1 zitten2 zijn ⇒ zich bevinden, liggen, staan7 zitting hebben/houden♦voorbeelden:sit through a meeting • een vergadering uitzittenthat idea doesn't sit well with me • dat idee zit me niet lekkersit about/around • lanterfantensit by • lijdelijk toekijkensit down • gaan zittensit down under • lijdelijk ondergaan, slikkensit in on • als toehoorder bijwonensit with • helpen verplegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉→ sit out sit out/
См. также в других словарях:
Jan Baptist David — Jean Baptiste David Activités chanoine historien homme de lettres philologue … Wikipédia en Français